In deel één van deze blog heb ik beschreven waar de behoefte om gezien te worden vandaan komt, hoe het is ontstaan. In dit deel gaan we inzoomen op wat er gebeurt als het kind niet gezien wordt, als het kind niet positief gespiegeld wordt. Want dat is waar twee overlevingsmechanismen worden ontwikkeld die doorwerken in ons volwassen leven.

We hebben het niet gezien worden als levensbedreigend ervaren

Het is heel pijnlijk als het kind in een aspect niet wordt gezien. Het kind reikt uit en moeder (de verzorgende omgeving) is er niet. Moeder is fysiek of emotioneel niet beschikbaar. Er is geen contact, er is geen verbinding. En dit gebrek aan verbondenheid wordt door het kind als levensbedreigend ervaren. Het kind is immers volledig afhankelijk van moeder voor liefde, bescherming, zorg, warmte en voeding. Het kind kan niet overleven zonder moeder. En deze pijnlijke ervaring zet twee bewegingen in gang.

Het eerste overlevingsmechanisme

Het eerste dat reflexmatig gebeurt, is dat het kind zich verwijdert van de pijn. Om de pijn van het niet gezien worden, het gebrek aan verbondenheid niet te ervaren, trekt het kind zich terug. Het kind trekt zichzelf samen en koppelt zich los van zijn of haar natuurlijke staat van zijn; de open gevoelige staat. Het kind is nu bang om uit te reiken. Het kind zal nu niet uitreiken als het niet zeker weet dat het geaccepteerd wordt in het aspect dat niet werd gezien, dat er niet mocht zijn. Moeder moet nu het kind uitnodigen en geruststellen.

Het tweede overlevingsmechanisme

Dit defensieve mechanisme werkt nog steeds in ons volwassen leven. Als het wordt geactiveerd, trekken we ons terug. We trekken ons terug en maken ons los van onze natuurlijke staat. We nemen een afwachtende houding aan. We reiken niet uit. We gaan ervan uit dat onze behoeftes toch niet vervuld zullen worden. We ontkennen dat er een behoefte is. We kunnen bijvoorbeeld heel gevoelig zijn voor de behoefte van anderen om gezien te worden, maar we laten niet zien dat we zelf gezien willen worden. We kunnen er zelfs trots op zijn dat we weinig behoefte hebben. Wanneer we in deze samengetrokken toestand verkeren, voelen we ons vaak klein, zwak of hulpeloos. We voelen ons mentaal, emotioneel en fysiek ontoereikend. Het voelt alsof we niet hebben wat nodig is om te doen wat we daar willen doen.

Het tweede overlevingsmechanisme

Het eerste wat er gebeurde toen we niet positief gespiegeld werden, was dat we ons terugtrokken. We trokken onszelf samen als verdediging tegen pijn, en we namen een afwachtende houding aan. We wachtten op de juiste omstandigheden om uit te reiken. Maar omdat het levensbedreigend is dat er geen verbinding is met moeder, is er tegelijkertijd een enorme instinctieve behoefte om die verbinding te herstellen op het punt waar die verloren is gegaan. En dit zet een tweede beweging in gang. Hier wacht het kind niet op de juiste omstandigheden om uit te reiken, maar begint het actief contact te zoeken om de verbinding te herstellen waar die verloren is gegaan. Als ik niet gezien word in wie ik ben, hoe moet ik dan zijn om gezien te worden? Is dat door aardig te zijn? Of door lief te zijn? Of door slim te zijn? Of door gehoorzaam te zijn? Om de verbinding met de ander in stand te houden, begint het kind zich aan te passen. Het kind neemt het gedrag aan dat nodig is om ervoor te zorgen dat hij of zij gezien wordt. En dat kan ook negatief gedrag betekenen.

Dit defensieve mechanisme is ook nog steeds actief in ons volwassen leven. Wanneer het wordt geactiveerd, dan willen we iets van de ander. We vertonen bepaald gedrag omdat we willen dat de ander ons waardeert, aardig vindt of van ons houdt. We vertonen het gedrag waarvan we denken dat het wenselijk is om de verbinding met de ander in stand te houden. Als ik zo of zo doe, word ik gezien en blijft de verbinding met de ander in stand. Maar in onze pogingen om de verbinding met de ander in stand te houden, verliezen we het contact met onszelf en met wat we willen, met onze verlangens. En natuurlijk is het contact met de ander ook niet echt, omdat het niet vanuit een echte plek komt; vanuit ons authentieke zelf.

Wanneer we zo hard proberen om gezien te worden, dan proberen we ook de pijn van het niet gezien worden af te weren. Maar we realiseren ons niet dat de pijn die we proberen te vermijden al is gebeurd. We zijn ons er niet van bewust dat wanneer we de verbinding met de ander in stand proberen te houden, dat we dan ook de pijn van het niet gezien worden als kind proberen te vermijden. De pijn van het niet gezien worden, het gebrek aan verbondenheid met moeder, was levensbedreigend voor ons, dus konden we die pijnlijke realiteit niet waar laten zijn. En die pijnlijke ervaring is daarom opgeslagen in ons systeem en lichaam als een wond. En als we nu niet gezien worden in ons volwassen leven, dan worden we geraakt in deze wond en komt de pijn ervan naar boven. En daarom doen we zo ons best om gezien te worden; om deze pijn uit het verleden te vermijden.

De pijn begrijpen en helen

We hebben allemaal deze twee afweermechanismen. Zolang we ons niet bewust worden van deze mechanismen, blijven we ze uitspelen. We blijven deze kindstukken leven, en blijven gevangen in het verleden. Maar als we ons bewust worden van deze mechanismen en begrijpen wat ze proberen te doen, dan voelen we ons veilig en staan we onszelf toe om de realiteit van niet gezien worden onder ogen te zien, in plaats van ons ertegen te verdedigen door onszelf te verkrampen en daardoor het contact met onszelf te verliezen. Met andere woorden, we staan onszelf toe om weer in onze natuurlijke staat te zijn, aanwezig, open en gevoelig. En onze natuurlijke staat, onze openheid, lost de verdedigingsmechanismen op, en we voelen ons weer ontspannen, op ons gemak en vrij. We voelen ons vrij en in staat om ons verhaal opzij te zetten en te gaan leven wie we werkelijk zijn. Onze natuurlijke staat is wat de pijn heelt, onze obstakels oplost en ons bevrijdt.

Omdat deze pijn oorspronkelijk als levensbedreigend werd ervaren, is er moed, compassievol begrip en geduld voor nodig om dit toe te laten. Wees hier heel lief voor jezelf, oordeel niet. En rijk uit voor hulp waar nodig.

Inquiry oefening

Hoe ga jij om met je behoefte om gezien te worden? Reik je uit? Welk gedrag heb je aangenomen om ervoor te zorgen dat je gezien wordt? Wat is jouw stijl? Op welke manieren trek je de aandacht. Ga je actief op zoek naar aandacht? Is het dwingend, of is het meer afwachtend? Of trek je helemaal geen aandacht? Ontken je de behoefte? Ben je gevoeliger voor de behoefte van anderen om gezien te worden, en laat je niet merken dat jij zelf gezien wilt worden? Wat is jouw stijl? Doe je dingen anders op verschillende gebieden in je leven? Hoe doe je het in je werk, in je relatie, met vrienden, met vreemden, in je gezin?

We hebben allemaal beide houdingen, maar de ene houding is dominanter dan de andere. Zowel aandacht opeisen als er nauwelijks recht op hebben zijn manieren om om te gaan met onze behoefte aan spiegeling. En beide zijn een verdediging tegen de pijn van het niet gezien worden.

Kun je de pijn onder deze afweermechanismen voelen? Hoe zie je het in je leven? Hoe merk je het in je lichaam? We proberen niets op te lossen. In plaats daarvan maakt het erkennen van je stijl, met compassievol begrip en liefde, deze helder, transparant en open, waardoor de onderliggende pijn naar boven kan komen en kan helen. We staan onszelf toe om de realiteit van het niet gezien worden onder ogen te zien, in plaats van ons ertegen te verdedigen. Onze natuurlijke staat, onze openheid, is wat uiteindelijk de pijn zal helen en de verdedigingsmechanismen zal oplossen.

Je kunt de oefening met iemand anders doen als stille getuige. Ieder neemt vijftien minuten de tijd om de vragen te onderzoeken. Er is geen discussie of feedback terwijl je je monoloog doet. Als je alleen bent, kun je het onderzoek schriftelijk doen.